De zaagtand van een zaag heeft twee schuine kanten, te weten:
de tandborst, dit is de kant die naar voren is gericht. Bij zagen wordt de tandborst belast.
de tandrug, dit is de kant die naar achteren is gericht. De tandrug dient een vrijloop te hebben, zodat de spaan afgevoerd kan worden.
Daarnaast zijn er nog enkele onderdelen die van belang zijn en wel:
de tandgrond, die mag niet te scherp zijn in verband met het inscheuren.
de tandholte, in deze ruimte (tussen tandrug en tandborst) wordt het zaagsel meegevoerd.
de tandhoogte, de afstand tussen tandgrond en de punt van de tand.
de tandsteek, de afstand tussen de tandpunten. Een tandsteek bepaalt of de zaag voor grof werk of voor fijn werk geschikt is.
De lijn waarin de snijpunten van de zaag liggen, noemen we de snijlijn. Voor correct zagen zijn twee soorten zaag nodig: één voor het schulpen en één voor het afkorten. De stand van de tand is namelijk erg belangrijk voor het goed snijden van de zaag.
Bij Japanse zagen is alles precies omgedraaid, omdat deze zagen getrokken worden en niet, zoals bij de Europese varianten, geduwd. Dat betekent, dat de zagen uit Japan dunner kunnen zijn omdat er geen drukkrachten op komen.